Door: Redactie - 28 maart 2025 |
De ambitie om 220.000 woningen te bouwen in Nederland staat onder zware druk door het milieubeleid van het kabinet. Een kwart van de plannen van woonminister Mona Keijzer dreigt te sneuvelen door strenge regels rondom water en bodem. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) waarschuwt dat dit beleid, gebaseerd op een kaart uit 2023 van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de woningbouw ernstig belemmert. Die kaart laat zien waar nog gebouwd kan worden, rekening houdend met risico’s zoals wateroverlast en bodemdaling. Maar volgens het EIB zijn de uitgangspunten te streng en dreigt Nederland zichzelf klem te zetten.
Van de 983.000 woningen die Keijzer wil realiseren, kan slechts de helft zonder extra ingrepen doorgaan. Voor 220.000 huizen lijkt het doek definitief te vallen. Directeur Taco van Hoek van het EIB noemt de aanpak zorgelijk: „Als deze kaart leidend wordt, verliezen we niet alleen onze woningbouwdoelen uit het oog, maar het is ook nog eens onnodig.” Hij wijst erop dat grote delen van Nederland, zoals Noord- en Zuid-Holland, onder de zeespiegel liggen en toch al dichtbebouwd zijn.
Het EIB-onderzoek legt de vinger op een pijnlijke plek: de kaart is gebaseerd op het meest extreme klimaatscenario, waarin zeespiegelstijging een hoofdrol speelt. Maar bestaande woningen worden bij zo’n stijging toch beschermd, stelt Van Hoek. „Die maatregelen gelden ook voor nieuwbouw. Het is vreemd dat dit verband over het hoofd is gezien.” Door deze aanpak wordt de woningbouw onnodig geblokkeerd, terwijl de wooncrisis alleen maar nijpender wordt. Het CBS heeft al eerder aangetoond dat het woningtekort in 2024 nog steeds rond de 390.000 ligt. Is het milieubeleid hier wel in balans met de woonbehoefte?
Een oplossing ligt volgens het EIB in het ophogen van grond in risicogebieden. Dat kost geld – gemiddeld €7500 per woning, met een totaal van €2,5 miljard voor een kwart van de geplande huizen – maar het is haalbaar. Sterker nog, als het kabinet een minder extreem scenario zou hanteren, zouden de kosten flink dalen. Van Hoek pleit voor pragmatisme: „We hoeven de boel niet op slot te zetten. Er zijn slimme alternatieven.”
Naast het nationale milieubeleid speelt ook Europa een rol. De Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt strenge eisen aan waterkwaliteit, die in 2027 gehaald moeten zijn. Waterschappen moeten hiervoor flink investeren, maar dat lukt amper door – jawel – de stikstofregels. Ondanks een daling van 30% in stikstofuitstoot de afgelopen vijf jaar, blijven deze normen een bottleneck. Vooral de negentien grote woningbouwlocaties van Keijzer, vaak in West-Nederland, komen hierdoor in de knel. Infrastructuur zoals wegen en spoorlijnen, nodig voor deze projecten, krijgt geen groen licht.
West-Nederland, met provincies als Noord-Holland en Flevoland, kleurt op de kaart vaak oranje. Dat betekent: bouwen kan, maar alleen met forse inspanningen. Van Hoek: „Het milieubeleid via ruimtelijke ordening afdwingen werkt averechts. We hebben evenwicht nodig, geen extreme normen.” Recente cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) laten zien dat bodemdaling in deze gebieden tot 2050 gemiddeld 2 centimeter per jaar kan bedragen.
Het EIB pleit voor een andere aanpak. Door minder rigide normen te hanteren en slimme technieken zoals ophoging toe te passen, kan het milieubeleid hand in hand gaan met woningbouw. De kosten zijn te overzien en de baten – minder wooncrisis – enorm. Toch blijft de vraag hangen: wegen de risico’s van water en bodem echt zwaarder dan de noodzaak om te bouwen? Voorlopig lijkt het kabinet zichzelf in de voet te schieten, terwijl de oplossing binnen handbereik ligt.
Dit artikel delen op je eigen website? Geen probleem, dat mag. Meer informatie.